Schrijven met een vogelveer

In de 4e eeuw na Christus vindt men de eerste schriftelijke vermelding van het gebruik van gesneden vogelveren om op perkament (gelooide dierenhuiden) te schrijven.
Destijds gebruikte men vooral de ganzenveer om te schrijven, hoewel ook veren van raaf, kalkoen, korhoen en eend werden gebruikt voor fijn schrift, terwijl gier-, pauwen- en arendsveren dienden voor breed schrift.
De ganzenveer was weliswaar bekend bij de Romeinen, maar zij gaven de voorkeur aan de calamus, een in punt gesneden riet. De punt van de veer werd door verhitting gehard en vervolgens zodanig gesneden dat zij een druppel inkt kon vasthouden. Voor het schrijven werd de veer uiteraard in een inktpot gedoopt, en de inkt werd op het oppervlak aangebracht door ermee te krassen.
Elke vogel levert per vleugel ongeveer vijf bruikbare slagpennen (lange, stijve en asymmetrische veren): de slagpennen. De schacht van de veer is bedekt met een vetlaagje dat verhindert dat de inkt eraan hecht.
Om dit te verwijderen werden de uiteinden van de schachten (die een minimale diameter van 4 mm moesten hebben) in as of heet zand gedompeld, vervolgens met een mes afgeschraapt en daarna een jaar lang bewaard. Het snijden, dat zeer nauwkeurig moest gebeuren, vereiste kennis en vaardigheid, en werd uitgevoerd met een speciaal mesje.
Vanaf de 5e eeuw na Christus begon de vogelveer zich door te zetten en verving zij in het Westen tussen de 6e en de 9e eeuw geleidelijk de calamus, omdat zij fijnere lijnen op perkament mogelijk maakte.

Bovendien maakte haar flexibiliteit het voor de schrijver makkelijker om dikke en dunne lijnen te combineren. De veer moest echter vaak in de inkt worden gedoopt, en het schrijven sleet de punt, die dan regelmatig opnieuw gesneden moest worden.
Ze bleek echter nog beter geschikt voor papier, een Chinese uitvinding uit het begin van het eerste millennium die in de 13e eeuw in het Westen opdook.
De veer en haar onafscheidelijke inktpot domineerden vervolgens de hele middeleeuwen en de klassieke periode, dankzij hun vermogen zich aan te passen aan de schrijfstijl van hun gebruiker. Tot halverwege de 19e eeuw vormden productie, verwerking en handel in ganzenveren een belangrijke industrie in Europa.
De belangrijkste producerende landen waren toen Polen, Pommeren en Litouwen. In 1830 importeerde Engeland 24 miljoen veren en Duitsland 50 miljoen.
Alleen de Bank of England verbruikte jaarlijks anderhalf miljoen veren! Maar dat zou niet blijven duren. Sinds de Egyptische oudheid ambachtelijk vervaardigd maar verguisd wegens haar stijfheid en gebrek aan corrosiebestendigheid, kende de metalen pen al snel een wereldwijde opmars dankzij de komst van nieuwe, sterke en tegelijk flexibele staalsoorten.

Vanaf 1840 werd de metalen pen industrieel vervaardigd, mede dankzij de opkomst van de stoommachine, en gecombineerd met een penhouder van hout, metaal of ivoor. Tegen het einde van de 19e eeuw verdwenen de ganzenveer en de inktpot vrijwel volledig.
Vandaag de dag is de vogelveer voor het schrijven vooral een sierobject geworden, voorzien van een metalen punt. Maar wat een sprong naar het verleden maakt men wanneer men dit eenvoudige systeem gebruikt!
Wit of gekleurd, fijn of ruim: deze veer die men voorzichtig in de inkt doopt, herinnert ons aan de beroemde schrijvers die door het koortsachtig krassen met een ganzenveer op papier zoveel meesterwerken tot leven brachten.
Zelfs als eenvoudig decoratief object roepen deze schrijfveren de geesten op van Corneille, Racine, Molière, La Fontaine of Perrault (om enkel de Fransen te noemen), en veranderen zij meteen een bureau, salon of bibliotheek in een tempel van de klassieke literatuur.

Nu is het aan jou!

Betalingsmethoden